Vier boeken die de bouwcultuur bevragen

In een tijd waarin digitale media dominant zijn, blijft het boek een onverminderd krachtig medium. Boeken zijn in staat om een cultuur te (her)vormen, schrijft Marieke Berkers, en dat geldt zeker ook voor de bouwcultuur. In dit artikel belicht zij een aantal kritische stemmen in het architectuurdebat, die het vakgebied via het gedrukte woord een spiegel voorhouden.

De Regeling Architectuur is voor projecten die bijdragen aan de kwaliteit, ontwikkeling of verdieping van het vakgebied architectuur in brede zin. In de afgelopen jaren ondersteunde het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie onder meer publicaties die stof tot nadenken geven voor het architectuurdebat. Door de lezer mee te nemen in vergeten geschiedenissen of mogelijke toekomsten, trachten de makers van deze boeken gangbare denksystemen te doorbreken. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je de geschiedenis van de moderne architectuur niet beziet vanuit de lens van de industriële revolutie, maar vanuit het perspectief van planetaire opwarming?

Handzame cultuurvormers

Boeken zijn krachtige culturele wapens. Het zijn de ideale instrumenten om nieuwe werkelijkheden te presenteren van het verleden, het heden en de toekomst. Daardoor hebben ze een essentiële rol in het (her)vormen van cultuur. Ze vormen mede de loop van de geschiedenis; waar komen we vandaan, waar staan we en waar gaan we naartoe? Geen wonder dat door de eeuwen heen allerhande invloedrijke figuren boeken actief uit het veld hebben willen ruimen.

De boekverbranding is de meest agressieve poging om geschiedenis te hacken, terwijl het schrijven van een essay de beschaafde vorm hiervan is. Zo gaat het verhaal dat de Chinese keizer Qin Shi Huangdi – beroemd van het bouwen van de Chinese muur – rond het jaar 213 voor Christus zijn onderdanen beval alle boeken te verbranden die voor zijn tijd waren geschreven. De keizer wilde niet vergeleken worden met grootheden uit het verleden. Hij trachtte daarom alle verhalen die over zijn voorgangers geschreven waren uit te wissen en de geschiedenis daarmee teniet te doen. Hij wist dat boeken misschien wel meer kracht kunnen hebben dan die 21.000 kilometer lange muur. Deze cultuurdragers zijn namelijk in staat uit te waaieren in de tijd en over de wereld.

Boeken vormen mede de loop van de geschiedenis.

Op kennis wordt voortgebouwd. Boeken gaan onderdeel uitmaken van canons. Dat zo’n handzaam ding, wat vaak niet meer weegt dan een pond, in staat is om ideeën door de wereld én door de tijd te laten reizen, maakt een boek bij voorbaat machtig en respectabel. Architectuurcritici zetten deze macht niet zelden in om het architectuurdebat te beïnvloeden. De makers van vier recente architectuurpublicaties, ondersteund door het Stimuleringsfonds, vertellen over hun aanpak om via het gedrukte woord een nieuw perspectief te openen op de bouwcultuur.

Meekijken onder de motorkap

Marker Wadden. Natuur, bouwen, ontwerpen (nai010, 2023) zet de schijnwerpers op een uniek landschap dat volgens de makers van het boek vaker gebouwd zou moeten worden. Aan de hand van een praktijkvoorbeeld wordt getoond hoe met doordacht ontwerp en bouw een nieuwe balans kan ontstaan tussen natuur en menselijke aanwezigheid.

Boekomslag Marker Wadden. Natuur, bouwen, ontwerpen

De publicatie vertelt het verhaal van de totstandkoming van een groep kunstmatige eilanden die samen een uniek ecosysteem vormen voor het behoud en herstel van het Markermeer. De opdrachtgevers van de Marker Wadden, Rijkswaterstaat en Natuurmonumenten, gaven de ontwerpers in de aanbesteding ruimte om te innoveren. In haar bijdrage aan het boek juicht hoogleraar stedenbouw aan de KU Leuven Kelly Shannon dit nadrukkelijk toe: ‘Marker Wadden is een van de vele experimenten die nodig zijn om vorm te geven aan de wereld van vandaag en treedt het Antropoceen dapper tegemoet.’

Het boek belicht nauwgezet hoe dit experiment vorm kreeg; zowel het ontwerp en de bouw van de eilanden, opgebouwd uit zand, klei en slib, als de bouw van een groep off-grid gebouwen op het hoofdeiland komt aan bod. Fotograaf Theo Baart richtte de eerste drie jaar na afronding van het project regelmatig zijn lens op het gebied. Door zo vlak na oplevering te fotograferen, is het nog mogelijk ‘om onder de motorkap van het project te kijken’, aldus de fotograaf. En precies dat is wat het boek karakteriseert. Op projectniveau blijft vaak de wordingsgeschiedenis van een project voor de vakwereld onzichtbaar, terwijl juist uit het maakproces wijze lessen getrokken kunnen worden.

De betrokken ontwerpers van het project, Rik Visser van Vista, Franz Ziegler van Ziegler Brandenhorst en Frits Palmboom van Palmbout, namen het initiatief tot het maken van het boek. Om het maakproces in goede banen te leiden, schakelden ze redacteur Teun van den Ende in. ‘Er lag een enorme stapel schetsen en andere ongeredigeerde ingrediënten’, vertelt Van den Ende. ‘Daarvan moest een boek gemaakt worden. Hoe kun je analyses en ontwerptekeningen leesbaar en daardoor communicatief maken?’ Hij bracht eenheid in alle verschillende pennen die een bijdrage leverden. ‘Ik heb ieders taalgebruik in terminologie naar elkaar gebracht en overmatig gebruik van jargon bijgesteld. Ik schreef ook een inleiding om de thematiek van de ontwerpopgave te duiden en in een historische context te plaatsen, om zo de kennis voor mensen die er nieuw instappen toegankelijk te maken.’

Foto uit Marker Wadden. Natuur, bouwen, ontwerpen. Foto: Theo Baart

De samenwerking leverde een boek op dat rijk geïllustreerd is met vakmatig tekenwerk, zoals doorsneden van landschappen waarin de compartimenteringsdam tussen plas-dras en ondiep water getoond wordt. De schetsmatige tekeningen, die door hun stijl en standpunt onmiskenbaar van de hand van stedenbouwer Frits Palmboom zijn, geven het beste weer hoe ontwerpen werkt. Palmboom haalt de Amerikaanse filosoof en hoogleraar stedelijke planning Donald Schön aan om aan die ontwerpende manier van werken woorden te geven: de reflectieve praktijk. Ontwerpers handelen vaak niet volgens rationele vooropgezette regels, maar met impliciete verinnerlijkte kennis. Die manier van werken omschrijven, maar vooral ook in beeld te illustreren, maken dit soort kijkjes onder de motorkap fascinerend en met name voor vakgenoten en studenten (landschaps)architectuur leerzaam.

Lessen over wooncoöperaties uit de praktijk

Eveneens vanuit de praktijk geschreven, maar op heel andere wijze, is het boek Operatie Wooncoöperatie - uit de wooncrisis door gemeenschappelijk bezit (trancityxvaliz, 2023). Schrijvers van het boek zijn Arie Lengkeek, programmamaker, onderzoeker en conceptontwikkelaar, en Peter Kuenzli, stedenbouwer en volkshuisvester. Lengkeek schetst de lange aanloop van het boek, die begon met een gedeelde wens om een woonvereniging op te richten.

In 2016 nam architect Ninke Happel, geïnspireerd door wooncoöperaties in Zürich, samen met onder anderen Lengkeek en Kuenzli, het initiatief voor het Rotterdams Woongenootschap. De werkelijkheid bleek echter grillig: door de strikte Rotterdamse regelgeving kwam de woongemeenschap niet van de grond. Lengkeek: ‘Gaandeweg ontstond het idee om de kennis die we opdeden te delen. Maar niet per se de praktische kennis over hoe je een coöperatie opzet. Voor zelfbouwers biedt internet namelijk voldoende kennis die bovendien voortdurend wordt geüpdatet. Bij het medium boek past kennis die verdiepend is, die niet snel veroudert. We wilden uiteenzetten hoe de geschiedenis van wonen in elkaar steekt en wat de rol van de coöperatie kan zijn. Zo laten we zien hoe je overtuigingen kunt omzetten naar plannen en op welke systemen je hierbij botst.’

Boekomslag Operatie Wooncoöperatie

Actieonderzoek, noemt Lengkeek de methodiek van zowel pionieren in de praktijk als onderzoeken. ‘Dat is hoe ik wil werken: leren door te doen.’ Het proces van kneden van kennis naar boekvorm duidt Lengkeek als ‘een schrijvend onderzoek’. Hij trekt er een wat moeilijk gezicht bij: het kiezen van de juiste woorden kost onnoemlijk veel tijd en is bij vlagen erg ingewikkeld. Maar het schrijfonderzoek zorgde er ook voor dat hij beter grip kreeg op het grotere verhaal, de motivatie achter zijn doen. Het boek zorgde voor een volgende stap in het grotere project dat Operatie Coöperatie heet. Lengkeek: ‘Een boek is een ding, je kunt het omhoog houden, het kan dingen in beweging zetten. In ons geval bracht het een politiek gesprek in gang over wonen.’ Het boek belandde zelfs op koninklijke burelen; Lengkeek werd uitgenodigd op de nieuwjaarsreceptie van koning Willem-Alexander.

Ideeën willen reizen, meent Lengkeek. Als een boek eenmaal is gepubliceerd, heb je geen controle over wie het leest of waar het terecht komt. Toch is de manier waarop kennis zich voortbeweegt door tijd en ruimte niet geheel vrijblijvend. De route wordt gestuurd door historisch gegroeide tradities, weet architectuurhistoricus Hans Ibelings. Hij beschouwt al zijn hele loopbaan kennissystemen met een gezonde portie argwaan. Ibelings: ‘Historisch is Engels de dominante taal in het internationale vakdebat. Daardoor wordt in boeken vaak naar andere Engelstalige boeken verwezen.’ Boeken geschreven in andere talen, vallen vaak buiten het perspectief van onderzoekers. Zo bouwt zich een canon gemakkelijk voort via een nauw spoor. Daardoor ontstaan kennisbubbels. Een ander euvel met boeken is de omloopsnelheid binnen winkels. Als je een boek in de boekhandel hebt en het wordt verkocht komt er geen nieuw exemplaar terug. Hoe vind je dan nog een boek van 15 jaar oud?’

‘Architectuurgeschiedenis zegt veel te veel over veel te weinig. Er zijn veel boeken geschreven over Le Corbusier of Rem Koolhaas, maar veel te weinig over al die andere architecten,’ aldus Ibelings. Dé geschiedenis van de architectuur was daarom lange tijd bevolkt door West-Europese, mannelijke architecten. Een verhaal dat alsmaar in andere vorm herkauwd wordt.

Spread uit Operatie Wooncoöperatie
Bij het medium boek past kennis die verdiepend is, die niet snel veroudert.

Architectuur door de lens van planetaire opwarming

In 2011 publiceerde Ibelings het boek Europese architectuur vanaf 1890 waarmee hij de bouwkunst van Centraal- en Oost-Europa volwaardig meenam. Een hele reeks architecten die door een 1600 kilometer lang IJzeren Gordijn geïsoleerd van de buitenwereld waren geweest, werden door hem in een nieuwe tijdslijn geplaatst. In eenzelfde traditie moeten we ook Ibelings’ boek Modern Architecture: A Planetary Warming History (The Architecture Observer, 2023) zien.

Ibelings begon zijn exercitie van het hervertellen van de geschiedenis van de moderne architectuur door de lens van planetaire opwarming van de aarde. In tegenstelling tot Lengkeek werkte hij eenzaam op de spreekwoordelijke zolderkamer. Hij verzamelde allerhande projecten die zijn specifiek gekozen perspectief van inhoud konden voorzien. Doel? ‘Orde scheppen in de chaos’, aldus Ibelings. ‘Vanuit al dat materiaal probeerde ik een nieuw verhaal te construeren.’ Hij noemt zijn schrijfonderzoek 'A Rough sketch for a Proposed book'. Het is een eerste poging voor het bouwen van een alternatieve geschiedenis. Ibelings: ‘Volledig willen zijn zou een roekeloze onderneming zijn geweest.’

Maar met bijna 400 boekpagina’s aan ruimte en honderden beschreven en geïllustreerde projecten geldt deze ruwe schets toch als een behoorlijk doorwrochte eerste poging. Vele van die projecten zijn wellicht bij de vakwereld bekend – de beroemde sectietekening van Alexander von Humboldt van Chimborazo in Ecuador uit 1807 bijvoorbeeld, Maison Tropicale van Jean Prouvé of het project waarmee het boek begint, Crystal Palace van Joseph Paxton. Ibelings keuzes in ordenen, woordkeuzes om de projecten te duiden, de samenhang die al schrijvend en redigerend ontstond, die de lezer op een totaal andere manier doet kijken naar architectuurgeschiedenis.

Architectuurgeschiedenis zegt veel te veel over veel te weinig.

Architectuurgeschiedenis herstellen en ervan leren

Ook het boek Vrouwen in de Architectuur (nai010, 2023) laat zien dat de mannelijke dominantie in de architectuurgeschiedenis slechts één manier is om naar onze bouwcultuur te kijken. De makers richten de blik op de vrouwelijke stem in architectuur omdat ze menen dat deze veel te lang over het hoofd is gezien. Volgens architectuurhistoricus Catja Edens, die naast Indira van 't Klooster, Setareh Noorani en Lara Schrijver als redactielid betrokken was bij de totstandkoming, kan het boek als geen ander medium deze stem kracht bijzetten. Het geeft fysieke aanwezigheid aan vrouwelijke architecten binnen de veelal door mannelijke ontwerpers gedomineerde boekcollecties van bibliotheken, ontwerpers en critici. Edens: ‘Het boek kreeg daarom een grafisch opvallend, kleurrijk uiterlijk. Het is niet over het hoofd te zien.’

Boekomslag Vrouwen in de Architectuur

Verzamelen van kennis die niet op gangbare wijze is opgebouwd vraagt om een andere werkwijze, vertelt Edens. ‘We wilden de architectuurgeschiedenis aanvullen door vrouwen daarin een plek te geven. De kennis die we daarvoor nodig hadden, was geen vanzelfsprekendheid. We wisten dat we die niet zomaar in de boeken en archieven zouden vinden. Daarom was het ook zo moedig en origineel van uitgever Laurence Ostyn om een open oproep te doen. Iedereen was zo in de gelegenheid om informatie aan te dragen. Zo werd het maken van dit boek een organisch proces en kreeg het nader vorm op basis van wat we binnen kregen en in onderlinge dialoog. Het interessante is dat het gaat om nieuwe kennis. Het is goed om die de ruimte te geven en niet in bestaande stramienen te duwen zodat er ook ruimte komt voor nieuwe perspectieven.’

De keuzes voor de inhoud passen ook bij die open en organische werkwijze. Het boek combineert verschillende soorten teksten. Biografische stukken laten de lezer kennis maken met de vrouwen in de architectuurgeschiedenis, zoals Manon Peyrot die van 1944 tot 1948 tussen de mannen aan Cornell University in de Verenigde Staten studeerde en daarna een lange carrière had bij de Dienst Publieke Werken van de gemeente Amsterdam. Of bouwkundig ingenieur Riné Boerée, die betonspecialist werd bij de Dienst der Genie. En Elisabeth de Lestrieux, auteur en autodidact ontwerper van huizen, tuinen en interieurs, of Jakoba Mulder die zich na haar studie aan de Technische Hogeschool van Delft specialiseerde in stedenbouw en onder meer werkte voor de afdeling stadontwikkeling van de gemeente Amsterdam.

Noot van de auteur: Omdat de namen van deze vrouwen veel te lang onbenoemd zijn gebleven, weid ik hier met opzet uit. Vrouwen hebben wat in te halen als het gaat om het innemen van ruimte in boeken en teksten. Als auteur grijp ik hier de kans om daaraan bij te dragen. In dezelfde geest zorgen de vormgevers van het boek, Team Thursday en Wibke Bramensfeld, voor een vergelijkbare 'leeshack'. Zij hebben de namen van de vrouwelijke architecten steevast voorzien van extra spaties, waardoor deze bij het openslaan van het boek steeds weer in het oog springen.

Spread uit Vrouwen in de Architecuur

Naast biografische bijdragen, kent het boek ook methodische bijdragen, zoals die van Indira van 't Klooster die een vocabulaire ontwikkelt voor een nieuwe, meerstemmige analyse, en die van Setareh Noorani over alternatieve, inclusieve manieren van archiveren. De bijdragen illustreren dat het hier over meer gaat dan het benoemen van namen. Want hoe kan het eigenlijk dat die vrouwen zo lang ongezien, ondergewaardeerd en onderkend bleven? Kunnen we die geschiedenis herstellen en wat kunnen we daar dan van leren?

Hoe kan het eigenlijk dat die vrouwen zo lang ongezien, ondergewaardeerd en onderkend bleven?

Orde in de chaos

De makers van bovengenoemde boeken maakten strategische keuzes in tekst, beeld en vormgeving om hun boodschap kracht bij te zetten. Juist nu, in een tijd waarin bestaande systemen wankelen - het vooruitgangsgeloof, het liberalisme, de blik van een door witte mannen gedomineerde geschiedenis - is zo'n vragende, kritische houding van groot belang. Deze houding uit zich ook in hoe opkomende generaties architecten omgaan met boeken: waar anderen zich zorgen maken over ontlezing, stellen zij kritische vragen. Voor hen gaat het er niet om óf er gelezen wordt, maar wélke verhalen er worden verteld en vanuit welk perspectief.

De honger naar alternatieve lezingen van onze cultuur is enorm, vooral bij deze generatie die kritische vragen stelt bij de opbouw van archieven en de canon van vertellingen. Denk bijvoorbeeld aan een initiatief zoals The Black Archives, een historisch archief dat verhalen verzamelt vanuit zwarte en andere perspectieven die elders vaak onderbelicht zijn. Wat een rijkdom dat er in tijden van grote onzekerheden altijd boeken zijn die orde scheppen in de chaos en als spiegels reflecteren op de bouwcultuur van heden, verleden en toekomst.

Architectuurhistoricus Marieke Berkers is onderzoeker, schrijver, docent en adviseur op het gebied van ontwikkelingsopdrachten, met name vanuit een cultureel en sociaal-economisch perspectief. In dit artikel belicht zij de volgende boeken:

  • Hans Ibelings, Modern Architecture: A Planetary Warming History, The Architecture Observer, Montréal / Amsterdam 2023. Grafisch ontwerp: Haller Brun.
  • Teun van den Ende (red.), Marker Wadden. Natuur, bouwen, ontwerpen, nai10 uitgevers, Rotterdam 2023. Grafisch ontwerp: Studio Maud van Rossum. Fotografie: Theo Baart. Auteurs: Theo Baart. Teun van den Ende, Marcel van der Meijs, Frits Palmboom, Kelly Shannon, Rik de Visser en Franz Ziegler.
  • Arie Lengkeek en Peter Kuenzli, Operatie Wooncoöperatie - uit de wooncrisis door gemeenschappelijk bezit, trancityxvaliz, Amsterdam 2023. Grafisch ontwerp: Marius Schwarts. Onderzoeken, grafiek, tekeningen en tekst: Arend Jonkman, Happel Cornelisse Verhoeven, Ninke Happel, Jan Konings, Rok Jacobs, Boris Koselka, Bob van der Vleugel, Robert Cuijpers.
  • Florencia Fernndez Cardoso, Catja Edens, Hilde Heynen, Rixt Hoekstra, Ellen van Kessel, Maria Novas Ferrads, Indira van 't Klooster, Setareh Noorani, Fatima Pombo, Carolina Quiroga, Lara Schrijver, Erica Smeets-Klokgieters, Lidewij Tummers, Linda Vlassenrood, Vrouwen in Architectuur, nai010, Amsterdam 2023. Grafisch ontwerp: Team Thursday i.s.m. Wibke Bramensfeld.