Dynamiek in architectuur – een nieuwe generatie publieksprogramma’s

Hoewel we ons dagelijks begeven tussen en in architectuur, blijft het gesprek erover vaak beperkt tot vakgenoten en direct betrokkenen. De dialoog tussen de architectuurwereld en het bredere publiek komt niet altijd vanzelfsprekend tot stand. Met subsidie uit de Regeling Architectuur worden projecten ondersteund die het (vak)publiek op een nieuwe manier aanspreken. Dit artikel belicht drie uiteenlopende publieksprogramma’s waarin architectuur publiekelijk wordt gevierd, bekritiseerd en belicht.

De Regeling Architectuur is voor projecten die bijdragen aan de kwaliteit, ontwikkeling of verdieping van het vakgebied architectuur in brede zin. In de afgelopen jaren ondersteunde het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie via de regeling verschillende projecten die de dialoog over het vakgebied voeden. Het zijn projecten van architecten die al dan niet samenwerkingen aangaan met makers uit een ander vakgebied, met wetenschappers of beschouwers. Daphne Bakker laat in dit artikel de diversiteit qua aard, dynamiek en bereik van de projecten zien.

Statische dynamiek

‘Architectuur is bevroren muziek’; dit citaat van Goethe is zo vaak door architecten aangehaald dat het inmiddels tot een cliché is gereduceerd. Het statische van architectuur is daarbij een haast onbetwiste vooronderstelling geworden. Dat dynamiek inherent is aan architectuur – in zowel negatieve als positieve zin – staat minder op de voorgrond. Architectuur drijft op een continue flow van kapitaal, materiaal, energie en arbeid, maar dynamiek is ook te vinden in gebruik, adaptatie en renovatie. Het is juist deze dynamiek die kansen biedt om waardevolle relaties met een publiek te laten ontstaan. De drie projecten die in dit essay worden uitgelicht, vormen een nieuwe lichting publieksprogramma’s die meebewegen met de uitdagingen binnen het vakgebied en daarmee het publiek op een nieuwe manier aanspreken.

Interval

Architectuur en dans worden vaker samengebracht. Maar de manier waarop is vaak niet van meerwaarde voor beide vakgebieden. Sinds een paar jaar worden dansers geregeld ingezet om architectuur te promoten. Voor recent gerealiseerde projecten, zoals Westbeat in Amsterdam en KMSKA in Antwerpen, zijn filmpjes geproduceerd van een aantal minuten waarin een of meerdere dansers zich door de ruimte bewegen. De choreografie wordt door middel van editing-technieken extra benadrukt, en met haast filosofische ideeën wordt gezocht naar verdieping. Maar ondanks alle hoge idealen, blijven de filmpjes in essentie promotiemateriaal. Vanuit de danswereld op zijn beurt is er vaak een meer ambitieuze poging om dans en architectuur te verbinden. Zo maakt Conny Janssen Danst regelmatig gebruik van unieke locaties om producties te realiseren. Dit resulteert in prachtige voorstellingen die ruimtes, zoals tramremises en oude scheepswerven, voor het publiek ontsluiten. Echter, architectuur fungeert vooral als interessante achtergrond. Alle aandacht gaat uit naar de dans, waardoor de dynamische wisselwerking met architectuur veelal onderbelicht blijft.

Interval in Muziekgebouw aan 't IJ

Om de relatie tussen dans en ruimte echt te bevragen, is een andere aanpak vereist. Choreograaf Amos Ben-Tal en architect/kunstenaar Gosse de Kort vonden het in de abstractie. Ben-Tal en De Kort werden aan elkaar gekoppeld door het WhyNot Festival, een jaarlijks interdisciplinair festival gericht op het samenbrengen van verschillende kunstvormen om de interactie tussen dans en publiek te verkennen. Dit resulteerde in Interval, een dansvoorstelling die de interactie tussen dans en ruimte expliciet maakt (zie ook deze video die het Stimuleringsfonds eerder maakte). In Interval bewegen dansers zich door een voortdurend veranderend architectonisch landschap. De installatie bestaat uit twaalf draaiende ‘molens’ die een dynamische en uitdagende ruimte vormen waarin de dansers moeten bewegen.

De ambitie van Interval was om zowel een dans- als architectuurpubliek aan te spreken en te inspireren tot nieuwe mogelijkheden. Om het publiek een inkijkje te geven in het creatieve proces, werden regelmatig lezingen of gesprekken georganiseerd. Onderzoeker Katía Truijen nam het publiek mee in de theoretische kaders of de makers gingen in gesprek met elkaar en met het publiek. Binnen de architecturale publieksprogramma's is Interval uniek – het benadrukt wat niet in woorden te duiden is middels gevoel en beweging.

Persistence of Questioning

Dat het vakgebied van de architectuur zich al jaren in een existentiële crisis bevindt, is geen nieuwe constatering. Maar de problemen waarmee het kampt, worden steeds dringender en hebben analyse nodig. De redactie van ArchiNed, het eerste Nederlandse online platform voor kritische reflectie op architectuur en stedenbouw, zag dat steeds dezelfde thema's terugkeerden in het archief. Deze thema’s lieten zich samenvatten in vier vragen: Wat betekent het om architect te zijn? Kan je ethisch verantwoord ontwerpen? Wat is architectuur? En wat is het nut van architectuurcultuur? Door terug te grijpen naar deze thema's, ze expliciet te benoemen en bevragen, benutte ArchiNed de kans om de onderwerpen te bevrijden van de herhaling, de actualiteit te overstijgen en een blik te werpen op de beperkingen van het heden en mogelijkheden voor de toekomst. Het resulteerde in The Persistence of Questioning (PoQ), een reeks diepgravende essays, geschreven door geëngageerde ontwerpers en academici uit een breed spectrum van het vakgebied, verschillende podcasts en publieke events die reflectie binnen het vakgebied aanwakkeren.

The Hearing: Architecture & Ethics, een publieksevenement met kritische pleidooien voor de toekomst van het vakgebied en werkveld. Foto: Vania Citraro

De basis van PoQ werd voornamelijk gevormd door verschillende schrijfvormen – van academisch betoog tot persoonlijke reflectie – met als uitzondering het beeldessay. Per thema werden de teksten verzameld in cahiers, die in verschillende formats gratis beschikbaar werden gesteld. Vier podcasts – elk gewijd aan een van de vier bovengenoemde vragen – gaven vrij baan aan een professionele podcastmaker om zo creatief mogelijk om te gaan met de conventies van het podcastformat.

Door beperkingen opgelegd als gevolg van de pandemie, werden de meeste publieksbijeenkomsten afgelast. Wel kon PoQ worden afgesloten met het publieksevenement The Hearing; Architecture & Ethics, als onderdeel van de Rotterdam Architectuur Maand. Tijdens ‘The Hearing’ stond de ethische verantwoordelijkheid van architecten in relatie tot samenleving en klimaat centraal. Een ambtelijke checklist, ontwikkeld door het fictieve Ministerie van Ethiek, vormde de basis voor het debat over de maatschappelijke en ecologische impact van ontwerpkeuzes. Vijf deskundigen, waaronder een theatermaker, twee architecten, een landschapsarchitect en een sociaalgeograaf, deelden elk hun eigen visie op ethiek binnen architectuur. In een open, theatrale setting op het dak van Het Nieuwe Instituut, nodigde moderator Jaap Jan Berg het publiek uit tot kritische reflectie en debat.

Subjectieve Atlas van Amsterdam

Het begrip participatie is steeds vaker onderwerp van discussie. Burgers hebben de indruk dat het soms schijnhandelingen zijn van inclusie binnen stedelijke vraagstukken. Tegelijkertijd wordt er veel inkt verspild aan het aanduiden van de enorme kloof tussen de mensen die beleid vormgeven en de rest van de samenleving, met name wat betreft de behoeften en wensen van personen buiten de hoogopgeleide bubbel. Vanuit de wens om de blinde vlekken als het gaat om een inclusieve leefomgeving onder ogen te komen, nam Architectuur Centrum Amsterdam (Arcam) het initiatief om uitgeverij Subjective Editions uit te nodigen om een editie te wijden aan de hoofdstad van Nederland.

Workshop Subjectieve Atlas Amsterdam bij Arcam. Foto: Sanne Couprie

De Subjectieve Atlas van Amsterdam presenteert zich conventioneel, met een publicatie, tentoonstelling en enkele publieke evenementen. Toch is het doel van het project, ontstaan uit workshops met studenten en lokale initiatieven, in essentie subversief. Waar reguliere atlassen door experts worden gemaakt met een claim op objectiviteit, biedt de Subjectieve Atlas van Annelys de Vet en Kurt Vanbelleghem een alternatief. Het zijn cartografische publicaties waarin een land, regio of stad door de inwoners zelf in kaart wordt gebracht. Hoe de inwoners, vaak mensen die zich aan de marges van de samenleving bevinden, hun omgeving ervaren en visualiseren, vormt de inhoud van de atlassen. Het is een vorm van counter-mapping, een methodiek om de dominante narratief te destabiliseren.

Arcam is de afgelopen jaren actief bezig geweest met het democratiseren van architectuur binnen Amsterdam. Met de veertiende editie van de Subjectieve Atlas haakt Arcam in op bestaande, maar vaak onderbelichte netwerken en groeperingen binnen Amsterdam. Met behulp van zeven partners, waaronder IHLIA en Verdedig Noord, werden bewoners die meestal niet worden meegenomen in ontwerp- en beleidsprocessen aangetrokken om de redactie van de atlas te vormen. Een beproefde modus operandi van workshops, geleid door mensen en teams met nauwe banden met verschillende gemeenschappen, resulteert in experimenten en openbaringen. Zo vergroot de Subjectieve Atlas onze definitie van cartografie, met een rijke verscheidenheid aan verbeeldingen van de geleefde werkelijkheid. Schetsen, fotocollages, diagrammen en alternatieve kaarten geven de zorgen, dromen en kennis weer van de Amsterdammer die buiten de groep van welgestelde, hoogopgeleide stedelijke bewoners valt.

Spread uit Subjectieve Atlas van Amsterdam

Rimpels

Alle drie projecten moesten om de coronapandemie heen opereren. Dit bracht zeer herkenbare frustraties met zich mee - van de vermoeiende Zoom-vergaderingen tot de afgelaste optredens en bijeenkomsten. Uiteindelijk lijkt het geen ingrijpende impact te hebben gehad op de kwaliteit van de output. De pandemie gaf daarentegen wel een gevoel van urgentie - het belang van de vormgeving en toegang tot publieke ruimte was in recente geschiedenis niet op zo’n enorme schaal besproken en ervaren. Nu de samenleving herstelt, lijkt het alsof men deze ontwrichtende ervaring snel wil vergeten en terugkeert naar de status quo. De vraag is of de programma's deze urgentie en het hernieuwde bewustzijn kunnen behouden.

De impact en betekenis van deze publieksgerichte projecten zijn moeilijk te meten aan de hand van clicks, social media-impressies en verkochte tickets. Een belangrijke maatstaf is wat de makers leren en hoe deze kennis zich verspreidt als rimpelingen door het vakgebied. Dit leidt tot verdieping van vaardigheden, nieuwe inzichten en de initiatie van nieuwe projecten. Dit is vooral zichtbaar aan de hand van Interval. Het bereik daarvan is nauwkeurig te achterhalen. Van 26 optredens tot meer dan 3000 bezoekers, optredens in verscheidene theaters in Nederland, van Amsterdam tot Hengelo. Toch hechten de makers veel waarde aan de individuele reacties van mensen uit het publiek, waaruit vaak blijkt dat hun intenties ook echt overkwamen. De Kort en Ben-tal zien de horizontale, interdisciplinaire wijze van samenwerken die zij hebben ontwikkeld als een toegevoegde waarde voor hun praktijken en wensen in de toekomst hun samenwerking voort te zetten.

Open Atelier in Architectuur Centrum Amsterdam (Arcam). Foto: Patrice Winfield

In een reflectie op het proces en doel van de Subjectieve Atlas gingen Anne Vera Veen en Annelys de Vet in gesprek met econoom Najah Aouaki, die het proces van dichtbij heeft meegemaakt. Op de vraag of het doel van de Atlas als uitnodiging voor ontwerpers en beleidsmakers om hun praktijk aan te passen wel ambitieus genoeg was, antwoordde Aouaki dat wij onze economie inrichten aan de hand van inclusieve en progressieve kaders, maar dat het niet eerlijk is om die opgave bij de ontwerpers neer te leggen. Aouaki ziet echter wel kansen met projecten als de Subjectieve Atlas, want het tracht de kaders aan te passen: ‘Als we dat goed doen, groeit er een generatie op die het gevoel heeft dat ze iets waard is, dat het uitmaakt dat ze er is, dat ze gewaardeerd wordt.’ Dit is precies waar ARCAM aan werkt, door onderbelichte geschiedenissen en ervaringen zichtbaar te maken, met name via het jaarprogramma ‘Hervertellingen’. Dit programma richt zich op hedendaagse woonprotesten en woonbeleid, en onderzoekt hoe bewoners als gelijkwaardige gesprekspartners inspraak kunnen hebben op hun leefomgeving.

De besproken publieksprogramma's laten zien hoe waardevolle relaties tussen architectuur en publiek kunnen ontstaan. Ze tonen aan dat architectuur niet slechts statisch is, maar een dynamisch veld vol interactie en adaptatie. Ze creëren nieuwe platforms waar de dialoog over het vakgebied kan worden verdiept en verbreed - zowel binnen de discipline als met een breder publiek. Zo ontstaan nieuwe manieren om architectuur te beleven, te bespreken en te begrijpen.

Daphne Bakker is schrijver, onderzoeker en adviseur bij de Regeling Talentontwikkeling van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.