

Werken met impact
Het werken met impact en sturen op resultaten is in de afgelopen jaren een nadrukkelijker rol gaan spelen in de culturele en creatieve sector. Ook bij het Stimuleringsfonds. We spreken over het hoe en waarom met directeur-bestuurder Syb Groeneveld, en met Lisa Wolters, die vier jaar geleden startte als impactmanager bij het Stimuleringsfonds.

Waarom is het voor het Stimuleringsfonds belangrijk om te werken met impact?
SG: ‘Door impactmanagement en -onderzoek een centralere plek in ons beleid te geven, krijgen we beter inzicht in wat projecten opleveren. Zo kunnen we bepalen of het instrumentarium en de inzet van middelen passend zijn bij de doelstellingen van het fonds. Ook helpt het om beter te reageren op de dynamiek van de sector en in de samenleving. Door anders na te denken over resultaat binnen de sector, daar woorden aan te geven, en dat beter in kaart te brengen, kunnen we projecten verder brengen. De intentie van ons onderzoek naar impact is niet effect meten, maar inzicht verwerven om zo te leren, te verbeteren en beter te kunnen verantwoorden. Niet alleen richting onze opdrachtgevers en financiers – de ministeries –, maar juist ook richting onze aanvragers, het ontwerpveld en stakeholders in andere sectoren.’

Kun je schetsen welke ontwikkeling het beleid van het fonds in de afgelopen jaren heeft doorgemaakt ten aanzien van het werken met impact?
LW: ‘We zijn begonnen met het maken van theories of change en zijn impactonderzoek gaan doen bij een aantal projecten en programma’s. Dat heeft goed laten zien wat wel en niet werkt, voor onszelf en vooral voor onze aanvragers. Ook heeft het inzicht gegeven in hoe we activiteiten op het vlak van communicatie en netwerk – ondersteunend aan het verlenen van subsidie – impactversterkend kunnen inzetten. Zo is gaandeweg een impactstrategie ontstaan voor het fonds als geheel.
Uiteindelijk willen we met de ondersteuning die we bieden een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de vakgebieden vormgeving, architectuur en digitale cultuur. Ook willen we ervoor zorgen dat ontwerp een grotere rol kan spelen in de aanpak van maatschappelijke opgaven. De makers en organisaties die we ondersteunen doen dat allemaal op een eigen manier en samen met of via verschillende soorten partners, deelnemers, peers, gebruikers of bezoekers. Als fonds zetten we daarom in op samenwerking tussen makers en partijen binnen of buiten de creatieve industrie, we bieden vrije ruimte voor praktijkontwikkeling, onderzoek en experiment en we maken presentaties over (kennis over) ontwerp mogelijk. Ook in internationale context.
Dat is het verhaal – de theorie. Het andere deel van de strategie draait om hoe we die theorie onderzoeken en hoe we inzichten uit dat onderzoek gebruiken om te leren, anderen te inspireren of inzicht te bieden en hopelijk de impact van ondersteunde projecten te versterken. Impactmanagement behelst daarmee niet alleen het doen van onderzoek tijdens en na een project van aanvragers, je moet bijvoorbeeld ook scherp zijn op de data die je verzamelt en de communicatiestrategie die je als fonds hebt. Het werken met impact zijn we zodoende in de organisatie gaan weven – en dat proces is nog gaande.’
Er gaat vaak behoorlijk wat tijd overheen voordat duidelijk is wat een project of samenwerking teweeg heeft gebracht.
Hoe krijgt het werken met impact concreet vorm voor aanvragers?
LW: ‘Het veld dat we ondersteunen werkt heel impactgedreven. Maar het niveau waarop impact wordt gemaakt verschilt en er wordt lang niet altijd taal aan gegeven. Om een goed beeld te krijgen, bepalen we als fonds per programma of regeling of en op welke manier we de impact gaan onderzoeken en proberen te versterken. We hebben dus geen one size fits all-aanpak. Het hangt af van de specifieke theory of change, maar vooral ook van het type aanvrager, en de looptijd en omvang van een subsidie.
Sommige aanvragers die zijn ondersteund via de regelingen Vormgeving, Architectuur of Digitale cultuur zullen in hun verantwoordingsformulier vanaf 2025 een aantal vragen terugvinden over de impact van hun project. Andere aanvragers, ondersteund via de Startregeling, kunnen een uitnodiging van ons krijgen om enkele maanden nadat hun project is afgelopen een reflectiegesprek met ons te voeren. Jaarlijks benaderen we daarnaast verschillende aanvragers voor het maken van een videoportret, om de impact van hun project in beeld te brengen, te kunnen delen en te laten zien wat we als fonds doen.
Maar er zijn ook andere manieren waarop we impact onderzoeken en proberen te versterken. Binnen het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp doen we dat intensiever. Zo komen projectpartners geregeld samen onder begeleiding van de procesbegeleider van de betreffende open oproep. In de loop van deze projecten, die ongeveer drie jaar duren, doen we twee keer een korte survey om te kijken welke effecten wel of niet worden gerealiseerd. En twee jaar na afronding nemen we nog een interview af om na te gaan wat de impact is geweest. Ook de communicatiestrategie baseren we op de theory of change en inzichten uit het onderzoek.
Van ons werken met impact merken aanvragers dus niets tot weinig, of ze worden er duidelijk bij betrokken. Wat in elk geval altijd een belangrijk doel is van het onderzoek, is om de effecten op aanvragers zelf (en op hun praktijk), maar ook op hun partners, deelnemers, gebruikers of bezoekers in kaart te brengen en na te gaan hoe die wel of niet tot stand komen. Daarvoor is soms een lange adem nodig; er gaat vaak behoorlijk wat tijd overheen voordat duidelijk is wat een project of samenwerking teweeg heeft gebracht.’
Je hebt het ook over een aangepast verantwoordingsformulier. Kan je verder uitleggen hoe het fonds nu met de verantwoording omgaat?
LW: ‘De verantwoording is een logisch moment om aanvragers op de impact van hun werk te laten reflecteren. Iedereen moet een verantwoording indienen en het formulier is er al. Toch kiezen we vanaf dit jaar voor een andere benadering. Het kunnen doen van impactonderzoek was namelijk niet onze enige ambitie. We wilden het verantwoorden ook een gemakkelijker proces laten zijn voor aanvragers en meer vanuit vertrouwen gaan werken. Dat betekent dat we aanvragers met een subsidie tot en met 10.000 euro nu niet meer om een verantwoording vragen. Voor projecten met hogere subsidiebedragen doen we dat wel – maar de hoeveelheid vragen en benodigde bijlagen zijn sterk verminderd. Deze opzet laat meer ruimte voor aanvragers en onszelf om op andere manieren en momenten op (impact)onderzoek uit te gaan en resultaten zichtbaar te maken.'
We willen dat inzichten uit impactonderzoek op tijd, in de juiste vorm en bij het juiste publiek terechtkomen.
Wat zijn de te zetten stappen in de komende jaren?
SG: ‘In ons beleidsplan 2025-2028 hebben we het werken met impact een duidelijke plek gegeven. Het is zelfs de eerste wending die we benoemen: een nieuw narratief voor maatschappelijke impact. We gaan het werken met impact intensiveren zodat we nog beter kunnen laten zien wat de toegevoegde waarde is van onze activiteiten voor de samenleving. We willen dat inzichten uit impactonderzoek op tijd, in de juiste vorm en bij het juiste publiek terechtkomen. Dat zijn onze aanvragers, maar ook onze samenwerkingspartners en opdrachtgevers. We werken al met een model waarmee we inzichtelijk kunnen maken in welke impactgebieden we regelingen verbinden aan doelstellingen, doelgroepen en resultaat. Die koppeling tussen ons instrumentarium en de impactstrategie zal alleen maar sterker worden.’
Podcast impact en financiering
Wil je meer weten over hoe en waarom het Stimuleringsfonds werkt met impact? Luister dan naar de aflevering van Agendapunt, de podcast van de Boekmanstichting, over impact en financiering. Behalve Lisa Wolters komen ook Margriet van Diggelen (VSBFonds), Martijn Blom (Impact Europe) en Nina Pigaht (Fonds voor Cultuurparticipatie) aan het woord.