Crisis creëert ruimte voor meer solidariteit in cultuursector
Net vóór de coronapandemie in 2020 uitbrak, presenteerde het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie het nieuwe beleidsplan voor de periode 2021–2024: Ruimte voor verbinding. Dat kon anderhalf jaar geleden deels direct de prullenbak in. Wat veranderde er in de afgelopen anderhalf jaar tijdens de covid-19-crisis voor makers en instellingen in de ontwerpsector en wat heeft het Stimuleringsfonds kunnen doen om hen te ondersteunen? We blikken terug en kijken vooruit met directeur-bestuurder Syb Groeneveld.
16 september 2021
De covid-19-crisis is van grote impact op de culturele sector. Hoe heeft het fonds getroffen instellingen en makers kunnen helpen?
Toen de crisis uitbrak, zijn we – de fondsen, OCW, de door Kunsten '92 gestarte Taskforce, provincies en gemeentes – eerst bezig geweest met de gevolgen in kaart te brengen van het wegvallen van een groot deel van de publieksinkomsten bij culturele instellingen. OCW heeft toen een regeling gemaakt die alle via de Basisinfrastructuur (BIS) en bij de fondsen meerjarig ondersteunde instellingen deels compenseerde voor het wegvallen van die inkomsten. Het is daarbij belangrijk om vast te stellen dat de schade die de crisis heeft veroorzaakt in de brede culturele sector vele malen groter is dan de overheid met steun kan helen.
Het Stimuleringsfonds heeft die ministeriële regeling uitgevoerd voor de door ons meerjarig ondersteunde instellingen. Dat heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat een festival als de Dutch Design Week in Eindhoven of Pakhuis de Zwijger in Amsterdam of de Internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam financieel konden blijven programmeren in de crisis.
En hoe was de steun richting de makers?
Het grootste deel van de steunpakketten voor de culturele en creatieve sector is naar de instellingen gegaan en heeft ertoe bijgedragen dat vitale onderdelen van de infrastructuur overeind bleven. Dat was als eerste actie heel belangrijk en indirect werden en worden heel veel makers ook door de steun aan de instellingen geholpen. Tegelijkertijd heeft de minister terecht, op aandringen van heel veel partijen, ervoor gekozen om ook specifiek voor makers middelen vrij te maken in de steunpakketten, omdat zij veel minder opdrachten hadden en zich ook op een andere manier creatief inspirerend moesten gaan manifesteren.
Wij hebben als Stimuleringsfonds voor een aantal regelingen gekozen om makers en ontwerpers te ondersteunen.
Zo werden we al in april-mei 2020 binnen onze Regelingen Vormgeving, Architectuur, en Digitale cultuur direct geconfronteerd met een forse toename van het aantal aanvragen. Dat terwijl we allemaal thuis werkten en commissievergaderingen op afstand moesten gebeuren. Gelukkig kon iedereen individueel digitaal zijn werk blijven doen en ook de commissieleden konden in deze nieuwe digitale situatie op een redelijk goede manier al die adviezen bespreken en met elkaar beoordelen. Het blijft bizar dat het gelukt is al onze processen en interacties zonder fysiek contact te continueren. Mijn waardering voor alle collega's en adviseurs die in deze moeilijke omstandigheden met zoveel hart en ziel hun werk zijn blijven doen is enorm. We hebben in 2020 uiteindelijk honderden extra aanvragen ontvangen binnen onze regelingen. We hebben daarom zo snel mogelijk een deel van de steunpakketten binnen deze regelingen ingezet waardoor we alleen al in 2020 zo'n tachtig extra projecten in deze basisregelingen hebben kunnen ondersteunen.
De Regeling Internationalisering hebben we in de zomer van 2020 veranderd naar TPIS, de Tijdelijke Procedure Internationale Samenwerking. Er kon niet internationaal gereisd worden, maar wél internationaal worden samengewerkt. Mensen konden op relatief eenvoudige wijze een aanvraag doen bij deze tijdelijke regeling om die internationale samenwerking juist op te zoeken. Sinds de zomer van 2020 zijn er binnen TPIS meer dan honderd internationale samenwerkingen mogelijk gemaakt. Dit heeft de sector wendbaarder en weerbaarder gemaakt en zorgt ervoor dat er bij de herstart van het reizen al veel nieuwe internationale netwerken zijn aangeboord. Dat is voor de ontwerpsector ontzettend belangrijk
Begin 2021 introduceerden we ook de Regeling Experiment voor makers die met een eenvoudig in te dienen aanvraag en na een verkorte adviesprocedure bij een positief besluit direct aan de slag konden gaan. Dat leidt tot verrassende en vernieuwende projecten van makers die vaak niet eerder een aanvraag bij het fonds hadden gedaan. Van de meer dan honderd aanvragen sinds februari dit jaar zijn er inmiddels meer dan dertig experimenten gestart.
Vanuit de extra steunmiddelen zijn ook twee open oproepen uitgezet voor de professionalisering van de ontwerppraktijk. We hebben ontwerpbureaus en makers uitgenodigd: 'Ga nadenken over wat de crisis voor gevolgen heeft voor de wijze waarop je je praktijk organiseert. Dat kan over samenwerking gaan of over dienstverlening, dat kan eigenlijk over van alles gaan, maar vraag hulp of betrek expertise van anderen daarbij'. Ook hiermee hebben we tientallen bureaus en makers kunnen helpen. Binnen Talentontwikkeling hebben we met de covid-19-steun dit jaar zo'n twintig extra beurzen beschikbaar gesteld voor de lichting 2022. Juist voor talenten was het in de lockdown lastig om aan hun netwerk te bouwen en het werk te laten zien en zich verder te ontwikkelen. De komende post-covid jaren zal talentontwikkeling binnen en buiten het kunstvakonderwijs voor het fonds een belangrijk speerpunt blijven.
Daarnaast zijn we met forse extra bedragen uit de steunpakketten twee nieuwe programma's gestart: Bouwen aan talent (BAT) en de Vouchers Ruimtelijk Ontwerp (VRO). In BAT investeren we een kleine twee miljoen en in VRO zo'n zes miljoen.
Bouwen aan talent (BAT) gaat over het creëren van nieuwe verbindingen tussen jonge ontwerpers en de gevestigde bureaus. We zagen al langere tijd binnen de architectuursector dat zij elkaar niet goed weten te vinden. We zijn daarom in 2020 gestart met een kleine oproep waarbinnen we bureaus vroegen wat voor onderzoek ze gedurende drie maanden zouden willen begeleiden in samenwerking met een startende ontwerper. We hebben toen twaalf bureaus gekoppeld aan twaalf ontwerpers, met heel verrassende resultaten. Afgelopen voorjaar hebben we de oproep verbreed naar het gehele ontwerpveld, dus nu ook gericht op vormgeving en digitale cultuur. Uit de vele aanvragen zijn 31 bureaus geselecteerd. 148 jonge ontwerpers hebben op hun onderzoeksvoorstellen gereageerd. Die brede oproep herhalen we momenteel nog eens. Met dit programma stimuleren we vijf dingen die voor de sector heel belangrijk zijn: verdieping van de praktijk van de startende ontwerper, verbreding vanuit het bureauperspectief en nieuwe vormen van opdrachtgeverschap, ondernemersvaardigheid van startende talenten en nieuwe netwerken.
We willen daar de kracht van ontwerp inzetten omdat dat kan zorgen voor nieuwe perspectieven, voor nieuwe vormen van verbeelding.
Het andere grote programma, de Vouchers Ruimtelijk Ontwerp (VRO), koppelt ontwerpkracht aan de vier centrale thema's van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Europa staat midden in een aantal grote maatschappelijke transitieopgaven – de problematiek van energietransitie, klimaatadaptatie, mobiliteit en verdichting of juist krimp. We willen daar de kracht van ontwerp inzetten omdat dat kan zorgen voor nieuwe perspectieven, voor nieuwe vormen van verbeelding. Maar ook constateren we dat de kennis over die ontwerpkracht, of toegang tot ontwerpkracht bij decentrale overheden in het hele land, nog vaak niet goed genoeg wordt gebruikt. Daarvoor hebben wij de vouchers ontworpen, zodat decentrale overheden en semipublieke organisaties die ontwerpkracht kunnen inschakelen. We hebben een breed netwerk van partijen die met deze problematiek van transitie bezig zijn, en we zijn actief bezig om die overheden aan hen te koppelen. Want je wil dat goede voorbeelden ook op andere plekken kunnen worden toegepast. Dat je net als in de wetenschap elkaars kennis deelt en kijkt hoe je oplossingen wellicht elders voor minder geld kan toepassen. Dit doen we met verschillende open oproepen. Nu vijf maanden sinds de start van het programma hebben we honderden geïnteresseerden weten te bereiken en dat zullen we in de komende periode continueren.
Minstens zo belangrijk is de Open Oproep Research, Act & Reflect. We beogen hiermee grassroots organisaties te bereiken die andere perspectieven vertegenwoordigen op onze samenleving en zich niet automatisch een plek hebben toegeëigend in het systeem van de BIS of de door het fonds meerjarig ondersteunde instellingen, maar die wel een belangrijke stem zijn in het veld en met hun programma's bijdragen aan een meer cultureel diverse en inclusieve creatieve industrie. Ook daarvoor hebben we een aparte procedure ontworpen waarbij we een grote investering in een aantal instellingen hebben kunnen doen zoals The Black Archives in Amsterdam en het Teaching Design-onderzoek uit Rotterdam. Dit najaar herhalen we deze oproep nog een keer. We hopen dat deze groep instellingen uiteindelijk een vast deel van de infrastructuur uitmaken van het ontwerpveld dat we vertegenwoordigen.
Was in het begin van de crisis coulance en directe ondersteuning van belang, wat kon het fonds betekenen voor de creatieve sector toen duidelijk werd dat deze crisis er een van een lange(re) termijn is?
De covid-19-crisis heeft ons continu gedwongen adaptief te reageren op wat we kunnen betekenen voor de sector. Ook nu anderhalf jaar in deze crisis, kijken we naar onze rol in de komende jaren. Moeten we nieuwe accenten aanbrengen in ons beleidsplan? Wij denken op basis van wat wij zien, dat de drie thema's talentontwikkeling, professionalisering en internationalisering de komende jaren heel belangrijk zullen zijn om de ontwerpsector verder te ontwikkelen. De komende maanden gaan we daarover meer gesprekken voeren om te zien of dat budgettair tot verschuivingen leidt in onze meerjarenbegroting voor deze beleidsperiode. En ik hoop ook heel erg dat we de ruimte krijgen om deze beleidsperiode te verlengen, omdat het raar voelt om volgend jaar al te gaan schrijven aan een volgende beleidsperiode. We, en dan bedoel ik de volle breedte van de culturele en creatieve industrie, zijn net weer opgestart en hebben meer tijd nodig.
Waar geld wordt verdeeld, ontstaat ook kritiek. Hoe kijk jij aan tegen de mogelijkheden die zijn geboden, en aan wat ermee is gedaan binnen de sector?
Je kunt niet alles repareren wat deze crisis doet. In het begin was iedereen heel bang dat de instellingen zouden omvallen en wat we daarmee zouden kwijtraken niet zouden kunnen herstellen. Het kritische rapport van de Boekmanstichting Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund refereert ook aan de noodzaak om toen te kiezen voor het in stand houden van een basisdeel van de culturele infrastructuur. Met de reserves die sommige instellingen hebben opgebouwd door de steun, kunnen ze de komende jaren sterker uit de crisis komen. Je hoopt tegelijkertijd op solidariteit in de sector waarbij de instellingen hun zzp'ers van opdrachten zijn blijven voorzien. Solidariteit is een belangrijk principe dat linkt aan de Fair Practice Code. Zonder solidariteit zal je zien dat veel zzp'ers voorgoed uit de cultuursector verdwijnen en gaan werken in andere sectoren zoals de bouw of retail waar een grote schaarste aan personeel is en je vaak beter betaald wordt. Dat zou een enorme aderlating voor de sector betekenen in termen van kracht en talent. We moeten beter omgaan met de mensen die met passie in onze sector werken anders creëren we onze eigen variant van de brain drain uit de wetenschap en de zorg. Het is daarom heel belangrijk dat de Fair Practice Code in de culturele sector juist nu gaat worden nageleefd. Wij als fonds hebben een verantwoordelijkheid om aanvragen en ook lopende ondersteuningen te toetsen op toepassing van de code in de gehele keten van de sector. Dat betekent dat cultuurproducties op fatsoenlijke en realistische begrotingen zijn gebaseerd. De consequentie hiervan is dat er bij een gelijkblijvend budget voor de sector minder gesubsidieerde producties tot stand kunnen komen maar dat we als sector wel veerkrachtiger worden.
Hoe kan de creatieve sector sterker uit de crisis komen en welke lessen kunnen er geleerd worden uit die crisis?
Er zijn natuurlijk ongelofelijk veel lessen te trekken. Als je kijkt naar ons werkveld: de publieke ruimte heeft een ander blikveld gekregen door de anderhalvemetersamenleving, evenementen en publiekspresentaties worden hybride georganiseerd, muziek wordt uitgevoerd gericht op andere vormen van beleving, kijk bijvoorbeeld naar de projecten uit de Regeling Upstream: Music x Design. Dat betekent dat de sector naar allerlei nieuwe vormen van dienstverlening gaat en daar zullen we ons op blijven richten. Onlangs hebben de zes rijkscultuurfondsen met CLICKNL in opdracht van minister van Engelshoven de innovatielabs gelanceerd, waarbinnen de komende tijd grote onderzoeksprojecten starten over wat we kunnen leren van de afgelopen anderhalf jaar op het gebied van digitalisering, ruimtelijke inrichting en nieuwe werkwijzen of verdienmodellen bij producties. De open call met een budget van zo'n drie miljoen euro opent 30 september 2021.
Waar wil je als fonds de nadruk op leggen in de komende tijd?
We voelen een grote verantwoordelijkheid naar en voor de sector. De jaarbegroting is in 2021 van twintig miljoen naar meer dan dertig miljoen gegaan. De organisatie is uitgebreid om alle aanvragen te begeleiden en kennisdeling te ondersteunen. We hebben honderden extra projecten mogelijk kunnen maken en hebben gezorgd dat die extra gelden geland zijn bij de ontwerpers die we bedienen. We zijn hard bezig om de kennis die uit al deze ondersteunde projecten komt te bundelen en toegankelijk te maken.
Op de lange termijn zullen we gericht blijven op het stimuleren van artistieke kwaliteit, experiment/onderzoek en het bevorderen van professionalisering en goed opdrachtgeverschap. Want als wij kunnen bijdragen aan de koppeling van het kwaliteitsbegrip vanuit de ontwerpwereld aan actuele thema's, dan denk ik dat we precies doen waarvoor we als fonds zijn opgericht. We blijven ons inzetten om het unieke talent van ontwerpers en makers te verbinden aan sectoren binnen én buiten het culturele domein, nationaal en internationaal. En natuurlijk blijven we met name het intrinsieke talent een duwtje geven om naar vrije ruimte op zoek te gaan. Dat is het mooiste wat we als fonds kunnen betekenen.